STILLE STRIJD
Publieke ruimte voor persoonlijke verhalen
Afgelopen oktober 2024 stond er op het plein voor De Haagse Hogeschool veertien dagen achtereen een indrukwekkend kunstwerk.
Het kunstwerk en het programma eromheen transformeerden het plein in een ruimte van bewustwording rond mentale problemen bij jongeren.
Complexe thema’s als dit zouden vaker in de publieke ruimte op een collectieve manier moeten worden benaderd, vinden Hester Brauer & Justine le Clercq.
Het kunstwerk in Den Haag, een voorovergebogen jongere met een gele hoodie, omringd door tientallen ingelijste foto’s van jongeren, is een project van kunstenaar SAZZA (2024) en heet Stille Strijd. Het is bedoeld om het taboe op praten over zelfdoding onder jongeren te doorbreken.
Door het kunstobject leek de publieke ruimte ineens van iedereen te worden. Drie dagen lang was er binnen en buiten de hogeschool een programma gericht op verbinding en bewustwording. Lezingen, workshops, optredens en gesprekken brachten bezoekers in contact met elkaar en met het thema.
Het evenement laat zien hoe sociaal werkers de publieke ruimte kunnen inzetten als aanvulling op individuele therapeutische benaderingen. Met dit artikel willen we een community-gerichte aanpak bij complexe casussen zoals. huiselijk geweld, depressies en zelfdoding laten zien.
De publieke ruimte als verbinder
Kunstwerk Stille Strijd en alle activiteiten eromheen maakten van de publieke ruimte het speelveld van sociaal werkers. Het evenement bracht mensen samen op een plek waar kwetsbaarheid en solidariteit centraal stonden — geheel in lijn met het ideaal van de participatiesamenleving, die burgers aanmoedigt om er voor elkaar te zijn. Collectieve kunst- en cultuuractiviteiten vroegen niet alleen aandacht voor de complexe worstelingen waarmee mensen te maken hebben, zoals traumatische ervaringen of constante prestatiedruk, maar boden ook directe steun en verbinding.

Een krachtig en vergelijkbaar voorbeeld is de theatervoorstelling Gelukzoekers (Zeeman, 2024). Jongeren, sociaal werkers en acteurs in opleiding spelen daarin verhalen over mentale problemen, waardoor een veilige ruimte ontstaat waarin bezoekers spontaan ervaringen kunnen delen. Dit benadrukt de kracht van cohesie en solidariteit in de publieke ruimte. Het toont ook hoe theater complexe behoeften, ervaringen en vraagstukken zichtbaar maakt, die anders vaak verborgen blijven.
Normalisering
Ook de fototentoonstelling van docent Nana Saribekyan in het atrium van de hogeschool creëerde publieke ruimte voor persoonlijke verhalen van studenten en docenten. De geportretteerde kwetsbaarheden van individuen — veroorzaakt door mentale uitdagingen, isolatie of stress — hielp bezoekers om open te zijn, te reflecteren en gesprekken te starten. Mensen bleven stilstaan bij de foto’s, lazen de verhalen en raakten in gesprek. Er ontstond een voelbare verbondenheid en weder-zijds begrip. In plaats van zich ‘uitzonderlijk’ of ‘af- wijkend’ te voelen, ervoeren mensen herkenning binnen een breder collectief. Dat normaliseerde hun eigen ervaringen

Ook het Stille Strijd-beeld op het plein doorbrak taboes zonder directe druk op individuen uit te oefenen, door kunst als neutrale katalysator te gebruiken. De publieke ruimte werd daarmee een plek waar mensen met verschillende achtergron-den – buurtbewoners, studenten, medewerkers, nabestaanden– elkaar ontmoetten. Deze onverwachte verbindingen versterkten het gemeenschapsgevoel en activeerden mensen om samen verantwoordelijkheid te nemen voor gedeelde problemen.
Goffman
De theorie van Goffman over stigmatisering is alom bekend in het sociaal werk. Zijn sociale dramaturgie benadrukt dat stigma’s ontstaan en worden versterkt in sociale interacties, maar ook kunnen worden verminderd door positieve en open ontmoetingen (Goffman, 1963). Met het kunstwerk Stille Strijd en het programma eromheen werd de publieke ruimte zo ingericht dat deelnemers en bezoekers werden uitgenodigd om voor hen gebrandmerkte situaties niet (alleen) als een individueel probleem, maar (ook) als een collectieve verantwoordelijkheid te zien.
ets vergelijkbaars is mogelijk met het gebruik van dramaturgie en kunst als gespreksstarter. Door de emotionele kracht van kunst kunnen bezoekers zelf bepalen hoe diep ze willen ingaan op een thema. Voor sommigen was een blik op bijvoorbeeld de foto’s voldoende; anderen deelden persoonlijke verhalen of namen deel aan een workshop. Deze vrijheid van interactie vermindert de druk en maakt gesprekken toegankelijker.
Daarnaast benadrukt Goffman (1959) dat stigma’s niet alleen door de gestigmatiseerde worden ervaren, maar ook worden gevormd door de reacties van anderen. Tijdens het programma rond Stille Strijd werden toeschouwers geconfronteerd met de realiteit van mentale gezondheidsproblemen. Hierdoor kregen zij de kans hun percepties te herzien. Verhalen op de achterkant van foto’s en jongeren die zich kwetsbaar opstelden leidden bij het publiek tot meer empathie en begrip. De publieke ruimte fungeerde als een forum voor dialoog. Bezoekers konden samen reflecteren, elkaar vragen stellen en tot wederzijds begrip komen. De symboliek van een gezongen lied en het neerleggen van zonnebloemen bij het kunstwerk versterkten het gevoel van een gedeelde verantwoordelijkheid.
Ceremonie
De kracht van een collectivistische benadering is te activeren door de publieke ruimte te benutten als middel om verbinding en begrip te bevorderen. Dit werd bijvoorbeeld zichtbaar tijdens de opening van het programma rondom Stille Strijd, waarbij buurtbewoners, studenten, medewerkers van de hogeschool en nabestaanden gezamenlijk deelnamen aan een ceremonie. Deze en andere momenten van collectieve ervaring gaven deelnemers het gevoel deel uit te maken van een groter geheel.
Het taboe op slachtofferschap en mentale gezondheid werd niet alleen bespreekbaar gemaakt, maar ook gedeeld als een gemeenschappelijke uitdaging. Aan de hand van onze ervaringen kunnen we sociaal werkers de volgende praktische handvatten bieden:
(1) Creëer toegankelijke ontmoetingsruimtes: Organiseer evenementen op pleinen, parken of andere openbare plekken. De openheid van deze ruimtes verlaagt drempels voor deelname en zorgt dat mensen zich welkom voelen, ongeacht hun achtergrond.
(2) Gebruik kunst als katalysator: kunst biedt een laagdrempelige manier om gesprekken te starten. Of het nu gaat om een sculptuur, een voorstelling of een fototentoonstelling, de kracht van kunst ligt in haar vermogen om emoties op te roepen en mensen aan het denken te zetten.
(3) Betrek de gemeenschap actief: Laat verschillende groepen, zoals studenten, buurtbewoners en ervaringsdeskundigen, samenwerken. Dit versterkt niet alleen de impact van het evenement, maar zorgt ook voor een gevoel van eigenaarschap en betrokkenheid.
4) Maak gebruik van verhalen: Persoonlijke verhalen, gedeeld via foto’s, theater of gesprekken, helpen om taboes te doorbreken. Ze bieden herkenning en laten zien dat niemand alleen staat in zijn of haar strijd.
Verbinding en dialoog
Het kunstwerk Stille Strijd en alle activiteiten eromheen hebben laten zien hoe sociaal werk de publieke ruimte kan transformeren tot een plek van verbinding en dialoog. Door collectieve ervaringen te benutten, worden complexe thema’s als huiselijk geweld, mentale gezondheid en suïcide bespreekbaar. Het evenement benadrukte ook het potentieel van een collectivistische aanpak: een aanpak die publieke en persoonlijke verhalen verbindt en bijdraagt aan een samenleving die gebaseerd is op empathie en begrip. Daarmee sloot het aan bij een rijke traditie binnen het sociaal werk waarbij kunst en expressie worden ingezet als middel tot sociale bewustwording en verandering.
Hester Brauer is opleidingsmanager Social Work en Justine le Clerq is docent Social Work aan de Haagse Hogeschool.
Praten over gedachten aan zelfdoding kan bij 113
Zelfmoordpreventie. Bel 0800-0113 of 113 voor eengesprek. Chatten kan via www.113.nl.
Bronnen
Goffman, E. (1959). The presentation of self in everyday life. Doubleday Anchor.
Goffman, E. (1963). Stigma: Notes on the management of spoiled identity. Prentice-Hall.
Saribekyan, N. (2024). Adamant. Verhalen van kwetsbaarheid en kracht uit de diepte [Fotoinstallatie]. De Haagse Hogeschool. https://nanasaribekyan.com/
ADAMANT SAZZA (2024). Stille Strijd [Kunstinstallatie]. Katwijk.
Zeeman, M. (2024). Gelukzoekers: Het experiment [Theatervoorstelling]. Aan Zee Theaterproducties.

Door 2de jaars studenten ontworpen insta naar aanleiding van STILLE STRIJD.


Herinneren
Van jongs af aan leerde ik herinneren. Mijn vader nam daar de tijd voor op 4 mei. Mijn moeder liever niet. Pas later begreep ik waarom niet.
Op 4 mei ging mijn vader naast de radio zitten, net als hij met opa had gedaan als stiekem de radio in de woonkamer werd gezet. Over de buurjongen van mijn vader die werd weggevoerd met toiletpapier in zijn rugzakje, schreef ik al eens eerder.
Er is ook de herinnering aan huisvriend Norbert Buchsbaum. Een fotograaf. Hij keerde na diverse kampen terug in Scheveningen, waar zijn familiehuis nu werd bewoond door onbekende anderen. Hij belde aan en zei: ‘Ik woonde hier voor de oorlog.’
‘Nu wonen wij hier,’ zeiden ze.
Norberts eerste boek Fotograaf zonder camera lag in mijn vaders atelier. Soms kwam Norbert bij ons eten. Hij had een uitgesproken gezicht. Een bewonderenswaardige man, zei mijn vader en vertelde over hem: ‘We liepen eens samen over straat toen Norbert een man aanwees en zei: “Die zat ook in het kamp.”
“Waarom ga je hem geen gedag zeggen?” vroeg mijn vader, waarop Norbert zei: “Ik mocht hem in het kamp al niet.”
Mijn vader raakte niet uitgepraat over het bezit van zoveel onderscheidingsvermogen in de meest afschuwelijke situatie. Dat was dus iets wat mijn vader waardeerde, en ik streef nog steeds naar het vermogen om dat ook te kunnen.
Ik sprak veel met mijn vader over de oorlog, dat wil zeggen: over mensen. Over de gewone mens die ineens als kampbewaarder op een ander mens staat in te hakken. Uit oorlogsverhalen weet ik: je eerste moord is moeilijk, daarna maakt het niks meer uit.
“Mijn eerste missie was vooral deuren intrappen en huizen doorzoeken. Dat was lachen. Je trapt een deur in, iedereen is bang. Dat is spannend. Echt lachen. Ik heb er geen moeite mee. Ik pas me gewoon aan,” zei een soldaat in de documentaire Beer is Cheaper than Therapy.
Oorlog, wreedheid, dat alles heeft niets te maken met achtergrond of cultuur, persoonlijkheid of ras, geloof of koloniaal verleden, of wat dan ook. De mens is goed en wreed, in een slordige volgorde. Iedereen die zich een bindende verklaring toe-eigent over oorlog en wreedheid, en daarmee de barricade opgaat, zet oorzaak en gevolg in als een goddelijk gelijk. Zoals Imre Kertész schreef – ik weet de precieze woorden niet meer – was hij ergens opgelucht dat hij vanuit het kamp niet in vrijheid verder kon, maar onder het communisme terechtkwam. Anders had hij moeten nadenken over de reden van de Holocaust. Want als democratie en vrijheid mogelijk bleken te zijn, dan moest de wreedheid een doordachte oorzaak hebben gehad. En een oorzaak is nog onleefbaarder dan willekeur.
Toen ik geboren werd, schreef Norbert mij: Justine, gefeliciteerd met de aankomst.
P.s: Leestip over onze Nederlandse beulen in kamp Amersfoort: Liefdesbrieven van een kampbeul van Rik Kuiper.

Foto: Henriëtte van Gasteren uit de expositie Silent Scream over verkrachting en verkrachters.
Gerard Spong en de verkrachte vrouwen
Dat ons politieapparaat overbelast is, is bekend. Aangifte doen van een misdaad betekent niet dat je zaak ook in behandeling wordt genomen. Nu kunnen we blijven vragen om meer geld in het apparaat te pompen, maar we kunnen ook zelf iets doen.
In dat licht zet ik dan ook de recente opmerking van advocaat Gerard Spong: ‘Vrouwen laten zich wel snel verkrachten’. Hij vraagt zich af waarom vrouwen niet meer verzet plegen, zich niet beter voorbereiden op de aanval. Als vrouwen beter voor zichzelf opkomen, dan worden ze ook minder vaak verkracht, is zijn redenering.
Hoewel deze opmerking op enig verzet stuit, is het een frisse redenering die de deur openzet naar meer verantwoordelijkheid voor de burger, en daarmee een taakverlichting voor onze politie. Eerder nam onze geachte heer Spong ons ook al mee in zijn visie op verkrachting. Op 18 december 2024 staat in Het Parool een andere uitspraak van de heer Spong:
'Als je met slaapspulletjes arriveert bij een wildvreemde man, dan weet je wel waar je aan toe bent.'
Nu dit onderwerp eindelijk op tafel ligt, kan ik delen waar ik mij al zo lang over verbaas: waarom gaan mensen op de begane grond wonen? Vaak met lage tuinhekjes en een tuinpad dat naar de achterkant van het huis leidt. Soms is er een hogere tuindeur geplaatst van zo’n 1,90 meter, maar via een voet op de deurklink spring je daar zo overheen. Op die manier vraag je er gewoon om. Je moet dan niet gaan zitten miepen als er is ingebroken. Er zijn zelfs mensen die opendoen als de bel gaat. Hoe slecht voorbereid kun je zijn? Voor woningovervallers is dit de reinste toestemming om binnen te stappen.
De grootste groep huilers zijn wel de ouderen. Slecht ter been, ogen die zonder bril niks meer waarnemen, en door hun slechte geheugen moeten ze hun pincode opschrijven. Als ze dan eindelijk strompelend zijn aangekomen bij de pinautomaat, zijn ze verbaasd dat ze worden beroofd. Hoezo ga je als oudere naar een pinautomaat? En moeten ouderen sowieso niet gewoon binnenblijven?
Het aantal mensen dat verantwoordelijkheid kan pakken voor de misdaden van plegers is enorm. Denk ook aan: de Rolex-dragers, de toeristen die zonder steekwerend vest naar Amsterdam gaan, de zogenaamde slachtoffers van zinloos geweld: hoezo kon je niet terugvechten? Je bent toch voorbereid als je de straat op gaat?
Het geeft de spagaat aan waarin we zitten. Aan de ene kant roept onze samenleving dat het leven maakbaar is, maar aan de andere kant doet iedereen maar lukraak aangifte. Op die manier moet je niet raar opkijken dat je zaak niet behandeld wordt.
Is er verontwaardiging over de uitspraak van de heer Spong? Jawel, wie googelt, vindt wel iets. Columnist Angela de Jong schreef erover in haar column van 28 maart jl. En op LinkedIn gaan wat posts rond. Maar we besteden meer tijd aan een discussie over vochtige doekjes dan aan de ongehoorde misstand dat mensen een slachtoffer de schuld mogen geven van de misdaad die is begaan.
Dit mag ons niet verrassen. De nieuwe machtshebbers en enkele influencers zijn het dominante discours over vrouwen aan het verleggen en slagen daar wonderlijk goed in.
Als een groot bedrijf een klacht krijgt, dan is de stelling: achter iedere klacht zitten honderd mensen die ook die klacht hebben maar het niet laten weten. Zo ongeveer zit dit ook in elkaar. We dachten wellicht even dat mannen anders zijn gaan kijken naar vrouwen, dat mannen anders zijn gaan kijken naar macht en misbruik. Maar laten we ons geen illusies maken. Ons oerbrein is in beton gegoten. En dat oerbrein is eenvoudig afgesteld: wie sterk is, neemt wat het nodig heeft – of vermoed wat het nodig heeft. Ons aangeleerde beschavingsbrein met normen en waarden daarentegen is gemaakt van zuiver zilver en goud: het blinkt prachtig, je kijkt er (soms) graag naar, je geniet ervan, maar het metaal is zacht, buigzaam en snel kapot.
Beste meneer Spong, het is een voorrecht dat u zich zo’n gedachte en uitspraak kunt permitteren. Als ik een veilig leven had geleid, was ik het wellicht met u eens geweest. Ook ik heb weleens gedacht dat ik sterk genoeg was voor welke aanval dan ook na een aantal jaren leven op straat. En toch ben ik ooit bevroren. En toch ben ik ooit hysterisch geworden. Want ook dat is het gereedschap van het oerbrein: het is vechten, vluchten, bevriezen of pleasen. Bij verkrachting komt het vaak voor dat iemand bevriest of het over zich heen laat komen om de overlevingskans te vergroten. U kunt zich dat blijkbaar niet voorstellen. Het moet uw goede leven zijn. Wie altijd boven in de piramide van Maslow verblijft, raakt het zicht op de eigen beperkingen en op onze primitieve overlevingsstrategieën blijkbaar kwijt.
Omdat u een goed stel hersens heeft, is u dat aan te rekenen.
P.S. Dit alles overkomt ook mannen. Advocaat Richard Korver schrijft hierover op zijn LinkedIn: Dat geldt ook voor mannen. Daar is kortgeleden een hele mooie, zeer korte film over verschenen genaamd Reposte. Het is dus ook niet zo dat alleen vrouwen bevriezen. Feit is dat zo’n 70% van de slachtoffers bevriest. Man, vrouw, non-binair en kind, kortom: mens.
P.S. Bevriezen zit in dat oerbrein. Daar kun je weinig tegen doen. Het vergt een jarenlange training, zoals een militaire training, om controle te krijgen over dat oerbrein. En zelfs dan is succes niet gegarandeerd. Denk aan de arme stakkers die op het slagveld bevriezen en daardoor worden doodgeschoten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een vreemde ‘ziekte’ ontdekt: het shellshocksyndroom. Inmiddels weten we dat iedere oorlog zijn eigen vorm van shellshock teweegbrengt.
P.S. Als we een deel van het sociale werk van de politie wegnemen, kunnen ze zich concentreren op hun eigenlijke taak.

Foto: Lonneke van Palen voor Vrij Nederland
De vrouw en de misdaad
Vorige week was ik op een kunstexpositie over Veilig samenleven, samen met mijn studenten van Social Work.
Ex-gedetineerden en kunstenaars creëerden twaalf installaties met verschillende thema’s zoals: opgroeien in de georganiseerde misdaad, overleven op straat, polarisatie en nog meer actuele onderwerpen. Laat ik beginnen te zeggen: het was geweldig. Prachtig bedacht en opgezet. Hulde voor de organisator, de kunstenaars en de ex-criminelen. De studenten waren onder de indruk – en dat zegt wat.
En toch… waar waren de vrouwelijke ex-criminelen?
‘Daar zijn er niet veel van,’ antwoordde de organisator.
Nu zijn er ook niet veel panda’s in de wereld, maar daardoor worden ze juist gekoesterd. Dus vroeg ik door.
Hij legde uit: ‘We hebben ook inschrijvingen van vrouwen gehad, maar die zijn dan toch meer psychiatrisch, en dat is niet geschikt.’
Oh, dus iemand z’n kop eraf schieten, iemand z’n winkel binnenstormen en met geweld het goud mee rauzen, een vuurgevecht op straat met de politie—dat is natuurlijk allemaal gezond verstand.
Ik hield nog even vol: ‘Er zijn ook vrouwelijke criminelen, en die mis ik hier.’
De organisator keek me geamuseerd aan. ‘Wil je je eigen criminele verleden vertellen?’ en hij schoot in de lach. Hij stond nog net niet te schuddebuiken.
Ik liet een stilte vallen om een afweging te maken.
Deze man hoort toch te weten dat uiterlijk niets zegt over het verleden? (en soms wel) Dat mijn werk ook niets zegt over mijn verleden? (en soms wel)? Nu staat hij te lachen om zijn veronderstelling dat ik natuurlijk op geen enkele manier een crimineel verleden heb en de ballen verstand. Het idee alleen al! Wat een grap!
Maar wat is dan precies de grap?
De grap is deze: dat ik een denkfout maak. Een crimineel is een man! Een man, een man, een man!
Ook al zitten ze net ff aan de verkeerde kant van de samenleving, criminaliteit gaat wel om kracht, om vechten, om overleven, om dominantie, om woeste koppen, om arrogantie en macht. Allemaal prijzenswaardig! Echt het terrein van mannen! Misschien ook nog van een paar hogere zoogdieren, maar hoe dan ook niet, nooit van de vrouw! Criminaliteit willen ze niet delen, in geen enkel universum. Vrouwen die daarover meepraten? Haha. Nee, als een vrouw iets ‘doet’ wat niet mag, dan is ze hartstikke psychiatrisch, want vrouwen, tja, vrouwen, nou, die hebben geen testosteron of zoiets, en niet de skills, en ze zijn geen MAN.
Levert deze perceptie ons vrouwen nog iets op? Jazeker. Zoals wel vaker wordt er over ons heen gekeken. Een misdaad heeft een mannelijke dader (hier had ik evengoed alleen ‘dader’ kunnen schrijven, u snapt wel waarom). Mannen zullen ook niet snel een vrouw verraden. Als een vrouw toch verhoord wordt door de politie, weten ze heel goed hoe ze kunnen manipuleren. En als dat niet lukt, dan kunnen wij nog altijd slachtoffer spelen, en dat zorgt vaak voor strafverlaging of vrijspraak. Mannen hebben het in de rechtsgang heel wat moeilijker.
Voor wie de cijfers erbij wil halen: het klopt. Er zijn (en laat dat zo blijven) veel minder vrouwen die zich tot de criminaliteit wenden. Hoeveel minder weet niemand, want ze zijn onzichtbaar.
Zoals ook onzichtbaar is dat een derde van de daklozen vrouw is.
Zoals we ook onzichtbaar zijn in de medische wereld en met gemak 50 mg kankerbestrijding te veel krijgen ingespoten, omdat de maat der medicijnen een man is.
Zoals bij de salarisonderhandelingen van vrouwelijke medewerkers het loongebouw plots onleesbaar is. Er treedt verontrustend veel blikvernauwing op bij mannen zodra het om de vrouw gaat. Zou het iets medisch zijn?
Ik sta hem dus nog steeds aan te kijken en denk aan alle momenten in mijn leven dat mijn criminele inslag de overhand dreigde te krijgen. Liever stelen dan een uitkering. Liever doden dan slachtoffer worden. Liever wolf dan schaap. Dat soort denken. En de hulp die je daarvoor nooit krijgt omdat mensen je niet serieus nemen. Behalve die ene verpleegkundige waar ik heen rende toen ik dreigde het pistool leeg te schieten.
Aan de agressie die als een murmelende vulkaan sluimert, gelukkig ingebakerd door een sterk ontwikkeld geweten. Maar de angst…
Over uitsluiting van vrouwen gaan de laatste tijd weer verontrustende berichten rond. Niet alleen in het buitenland, maar gewoon hier in Nederland.
Opkomen voor vrouwenrechten staat dan ook ineens weer met uitroeptekens op de agenda. Morgen is er een heus protest in Amsterdam, geïnitieerd door de oude en nieuwe Dolle Mina’s.
Morgen zal in Amsterdam nog geen oproep klinken voor een inclusieve kijk op vrouwelijke criminelen. Je kan niet alles agenderen. Dus laat ik mijn steentje hier bijdragen:
Wij, crimineel en vrouw, willen ook ons verhaal doen, willen ook meedoen aan kunstexposities door ex-criminelen, willen ook dat onze woede, haat, geschiedenis, angst, arrestatie, celervaringen—kortom alles—meedoet aan het verhaal van de mens en diens criminaliteit.
8 maart protesteer ik tegen de uitsluiting van criminele vrouwen bij kunstprojecten.
P.S. Hier www.vn.nl/geen-prooi-maar-jager/ een essay dat ik eerder schreef over criminele vrouwen voor Vrij Nederland.
P.S. Meer weten over het criminele vrouwenbrein? Lees mijn novelle Krimp. https://uitgeverijpodium.nl/producten/krimp-9789057598753

Waarom uw kind uiteindelijk toch geen Mondriaan kan schilderen
Mythes, roddels en onbewezen feiten uit de buikstreek van de kunst.
Bij heel wat ouders die voor een Mondriaan staan speelt de prangende vraag altijd weer op: ‘Dat kan mijn kind toch ook?’
Ook een kind kan een gele en rode streep zetten, zo is de redenering.
‘Mensen die zoiets zeggen snappen niets van kunst,’ is doorgaans de, met dédain uitgesproken, reactie van kunstkenners. En ze hebben gelijk, die kunstkenners, want een kind kan inderdaad geen Mondriaan schilderen. Maar wat is de reden dat de ene gele streep de andere niet is?
Eerst iets over kinderen, u weet wel, die kabouters waar volwassenen zo angstvallig veel van houden, terwijl het diepe verlangen het addergebroed eens flink fysiek toe te takelen nooit ver weg is. Het verlangen tot toetakelen is een direct gevolg van de acties van het grut. Want wat doet een kind zo die eerste jaren? Het volgt instincten en het reageert voortdurend op prikkels. Dat laatste doet een kind via de eerste tools die het mee heeft gekregen: het uiten van basisemoties. Daarvan zijn er op dat moment vier stuks: woede, verdriet, angst en vreugde. Die andere twee, verbazing en afschuw, volgen al gauw.
Dat er van die eerste vier emoties gelijk al drie stuks naargeestig zijn, en maar ééntje vrolijk, zegt iets over het fundament van de mens waarop verder moet worden gebouwd, maar doet hier even niet ter zake.
Een kind is de hele dag bezig met het verkrijgen van drinken, voedsel en slaap. Daartoe krijst het, schreeuwt het, heeft het intens verdriet en brabbelt het er vreugdevol op los. Enige tijd later komen er (cultuurgestuurde) gevoelens bij, zoals schaamte. De emoties en gevoelens worden in die eerste jaren verder onderzocht en de grenzen worden verkend. Die verkenning tref je soms aan op de vloer van de supermarkt waar een hysterisch schreeuwende kabouter een zak chips opeist. De ouder had nog zo gezegd ‘geen chips’. Deze afwijzing veroorzaakt bij het kind een alles overheersend verdriet of onbespreekbare woede. Het kind is nog niet in staat om die overvloed aan emoties zelf te beheersen en op waarde en nut in te schatten. Daartoe diende vroeger dan ook de opvoedkundige tik, die het losgeslagen zenuwstelsel van het kind in één klap tot bedaren bracht. Het zenuwstelsel reageert namelijk op directe prikkels, en nog niet op een nauwkeurig opgebouwde preek. Een preek doet een beroep op de cognitieve vermogens, en daar is het rond die leeftijd nog bar mee gesteld. Nu moet u het doen met de boze stem (of een koude douche, maar die is niet altijd voorhanden)en dan kan het zenuwstelsel zich herstellen.
Het aanstekelijke van een kind is dat het er zin in heeft. Waarin weet het nog niet precies, maar de zin is er. Met de waarheid heeft een kind niet veel op, het interesseert ze allerminst. Fictie en feiten, zichtbaar en onzichtbaar, fysiek en astraal, het is bij kinderen een grote brij die met angst, woede, verdriet en plezier door elkaar wordt gehusseld.
Tegen de tijd dat een kind een stift in het knuistje kan houden en een lijn kan trekken wordt het dagelijks overspoeld door die al genoemde emoties. De cognitie begint al wat op gang te komen, maar de doorstane emoties (een eng beest onder bed, schaterend lachen) zijn dusdanig hevig dat een kind maar matig toekomt aan reflectie en doelgericht handelen. Tot zover ons addergebroed.
Om in dit artikel weer bij Mondriaan uit te komen eerst iets over kunst. Laten we het niet te ingewikkeld maken door te vragen wat kunst is, maar iets gerichter, wat is schilderkunst in het Westen? Tot eind 19de eeuw behelsde de schilderkunst voornamelijk het afbeelden van bijbelse- dagelijkse- of mythische taferelen, waarbij de mens een centrale rol speelt. Daarnaast zijn er nog wat stillevens van een appel of een ei.
Zeer algemeen kan je stellen dat de schilderkunst uit was op ontroering. Hierbij doel ik niet op de sentimentele ontroering van de traan, maar op de ontroering van een onbegrijpelijke wereld. In die ontroering schuilen de basale emoties van de mens, en de daaruit voortgekomen gevoelens. Om deze te begrijpen, te beheersen, te beleven, te omhelzen en te bevragen zijn we in staat gebleken ons te uiten: niet alleen via ons lichaam (huilen, lachen, redeneren) maar ook via buiten ons gelegen middelen, via een steen (beeldhouwer) via papier (woorden, foto) etc. Het leven en de ontroering daaromtrent wordt voor de mens niet alleen vormgegeven in het dagelijkse onderhoud, maar tevens in het overstijgen van het eigen leven en het eigen vermogen. Dit gebeurt door gebruik te maken van externe middelen en door samen te werken. Die behoefte is groots en alom aanwezig. Van een hut maken we een mooie hut. Van een grot een mooie grot door wat diertjes te tekenen op de muur.
In het begin van Mondriaans carrière schilderde hij dagelijkse taferelen van de mens[1]. Ook hij probeerde daarmee te ontroeren. Dat ging hem niet bijster goed af. Hij bleek niet in staat om de mens ontroerend af te beelden. Waarschijnlijk omdat hij niet naar de mens keek, maar erlangs. De abstracte kunst was voor Mondriaan dan ook niets minder dan een redding. Nu hoefde hij geen mensen meer af te beelden, niet meer te ontroeren; nu kon hij driehoekige tepels schilderen.
Aangezien iedereen met een aan zekerheid grenzende stelligheid weet dat een driehoekige tepel bij vrouwen niet voorkomt, kan je er een ideologie aan koppelen. Dat deed hij dan ook. Mondriaan werd theosoof.
Kerngedachte van de theosofie is dat alle wezens in essentie één zijn (…) Het ideaal is om het welzijn van de mensheid en van al wat leeft boven de eigen ontwikkeling te plaatsen.[2] De theosofen bestreden het materialisme in de (natuur) wetenschappen en het dogmatisme in de officiële godsdiensten (da’s nog niet zo gek) Zij beriepen zich daarbij op een samenspel van leringen die een diepere kennis dan de gewone kennis veronderstellen[3] (daar gaat het al glijden)
De idee van de theosofie viel in goede aarde bij de kunstenaars aan het begin van de 20ste eeuw. Waarom? Het uitbeelden van de werkelijkheid was ze ondertussen te saai geworden. Het was ook al zo vaak gedaan; je wilt wel eens iets anders. Dus ze zochten naar nieuwe uitingsvormen.
Mondriaan zette stevig in. Hij wilde via de kunst de theosofische gedachten verwerkelijken. Hij kwam al snel op de gedachte dat je juist minder moet uitbeelden, steeds minder. Hoe minder je uitbeeldt, hoe meer je komt bij het uitbeelden van een universele waarheid. Ja, hier maakt hij een sprong waar menigeen afhaakt, maar hou vol!
Nog een keer anders gezegd: hij wil de zichtbare werkelijkheid laten verdwijnen om er iets geheel objectiefs voor terug te laten komen. Dat betekent dus ook dat in het schilderij geen emotie, of iets subjectiefs, of een beleving centraal mag staan.
Bent u er nog?
Dit resulteerde uiteindelijk in de abstracte kunst die we met zijn lijnen en kleuren van hem kennen, waarin een liggende lijn vrouwelijk is, en een staande lijn mannelijk. Alles wat kon leiden naar emotie moest uit zijn werk verdwijnen. Hier rekende hij ook het gebruik van diepte en ruimte onder, en het gebruik van ritme. Deze theorie over kunst heet Nieuwe Beelding. Het hele idee was: als je de vorm van Nieuwe Beelding doorzet dan kom je tot een eenduidige waarheid, losgeweekt van enige vorm van subjectiviteit, van ideologie (!) of emotie.
Het totale einddoel van deze theorie is dat kunst uiteindelijk overbodig wordt. (Een aantal politieke partijen is duidelijk aanhanger van deze kunsttheorie) Dit streven van de Nieuwe Beelding is niet minder dan doodeng.
Waarom?
Dit is doodeng door het totalitaire idee dat er achter zit. Ieder totalitair idee is gebaseerd op onbetwistbare uitsluiting. De geschiedenis heeft laten zien welke vormen van totalitaire ideeën er kunnen ontstaan en waar het toe kan leiden. Niet alleen in de abstracte kunst kreeg dit idee voet aan de grond. Ook de architectuur kent deze stroming, denk bijvoorbeeld aan de Bijlmermeer. We weten inmiddels welke vreselijke gevolgen dat heeft gekend.
Om tot de totale uitbanning van emotie, ruimte, diepte en ritme[4] te komen in zijn kunst legde Mondriaan zichzelf een scala aan beperkingen op. Voorwaar geen makkelijke opgave. Zo was het gebruik van een diagonaal in zijn werk niet toegestaan want dat was namelijk dynamisch en dat stond voor hem gelijk aan emotioneel. De ene kleur mocht niet sterker naar voren komen dan de andere, want dan ontstaat er diepte. Dit is de reden dat hij in vroeg werk zwarte balken gebruikte om ervoor te zorgen dat het ene kleurvlak niet sterker naar voren kwam dan het andere. Ook de plaats van een kleur op een doek heeft invloed. Voordat Mondriaan uiteindelijk besloot dat een bepaalde streep of een vlak op een bepaalde plek kwam, was er een eindeloos gepuzzel aan vooraf gegaan. En stond de streep er dan eindelijk, dan is de functie van die streep in ieder geval niet om ons te ontroeren, of om ons emotioneel te raken, of onze gedachten te laten verzanden in vergezichten. Nee, de streep is de waarheid, de universele waarheid - ontdaan van iedere eigenschap die de mens tot mens maakt.
Eindelijk terug naar de vraag: Dat kan mijn kind toch ook?
Stelt u zich eens voor, daar zit uw addergebroed vrolijk te tekenen aan tafel. De buurkinderen zijn er ook. Stiften en vingerverf overal verspreid, grote vellen papier. Een gele streep wordt impulsief op het papier gesmeerd. Een rood vierkant wordt met uiterste inspanning ingekleurd. ‘Kijk, ik teken poes,’ brult een kind, en een blauw vierkant wordt met wilde vegen lachend gestift.
Je maakt alvast een stuk muur leeg voor de kunstwerken en schenkt Cola in (of suikervrije troep). Een kamer vol kinderen en kindertekeningen is een kamer vol emoties, vol hoop, vol combinaties van werkelijkheid en fantasie, vol verwachtingen over het leven en de toekomst. Precies al die dingen die Mondriaan nu juist wilde uitbannen! En dat, lieve ouders, is dan ook precies de reden waarom uw kind geen Mondriaan kan schilderen, want uw kind zit vol emoties en gevoelens: en gelukkig maar, want anders is er iets goed mis met uw kind.
[1] Verder schilderde hij enorm veel bloemen, zijn hele carrière lang, ook toen hij abstract schilderde. Dit deed hij om geld te verdienen, want mensen waren in die tijd gek op bloemen. Hij maakte aquarellen van irissen, lelies, en meer van dat soort druiperige bloemen – het was dan ook de tijd van de art nouveau. De geschiedschrijving heeft zijn best gedaan deze bloemen voor de handel te verbergen, maar de laatste tijd duiken er hier en daar op veilingen toch wat van zijn bloemen op.
[2] www.theosofie.net De website van het Theosofisch Genootschap te Den Haag
[3] Uit: C. blotkamp e.a. De beginjaren van De Stijl 1917-1922; www.cultuurnetwerk.nl
[4] In zijn laatste werken – BoogieWoogie etc- waar alleen vierkanten op staan komt de dynamiek plots terug doordat er een ritme in zit. Midden in deze ontwikkeling is hij helaas overleden. Sommige schilderijen waren nog niet af (Boogie Woogie bestaat gedeeltelijk uit plakband) Het is interessant wat Mondriaan nog had kunnen maken en zeggen over het ritme in zijn schilderijen.
© Justine le Clercq

Kunstenaar Pat Andrea
Herinneringen aan MyRedLight
Het voormalige bordeel op de Wallen van, voor en door sekswerkers.
Conchita
Conchita was de eerste sekswerker die zich meldde om bij ons een raam te huren.
Ons nieuwe bordeel op de Wallen in Amsterdam was net geopend. Ooit was Conchita vanuit Zuid-Amerika naar Amsterdam gekomen. Ze had goed in de gaten gehouden wanneer we opengingen en hier was ze dan. Met haar rolkoffertje, haar weelderige kilo’s en haar reumaspieren trok ze zichzelf aan de leuning de twee steile trappen op naar ons kantoortje. Ze was pas tweeënzeventig jaar en nog niet van plan te stoppen. Haar permanentkrullen waren oranje en haar boezem had nog aanzien.
‘In dit bordeel heb ik al twintig jaar gewerkt, lang voor jullie kwamen,’ opende ze het gesprek. ‘Ik wil het raam in de Boomsteeg huren, die op de hoek, voor overdag. Die ramen in de passage zijn fijner, maar het stinkt er, het stinkt er al sinds 1970 toen ik er ook al zat en ik wil er niet meer zitten. Het riool hier in Amsterdam is verschrikkelijk. Ze kwamen met buizen en kranen en beton en het stinkt er nog. Jullie denken dat je de stank weg gaat krijgen, maar de stank zit hier en de stank blijft en de stank zal altijd blijven.’ Daarop pakte ze gedecideerd haar papieren en spreidde ze uit over het bureau. ‘Allemaal in orde,’ zei ze. ‘Ik weet hoe het werkt, je hoeft mij niets te vertellen. Ik neem iedere dag mijn eigen eten mee. Jullie hebben toch wel een magnetron? Ik wil dat het wordt opgewarmd en gebracht want ik ga niet achter het raam weg. Het is hard werken als je tweeënzeventig bent. Als ik mijn eten zelf opwarm dan kan ik een vaste klant mislopen. Ik heb veel vaste klanten maar ze moeten wel vast blijven. Als je er niet bent zijn ze weg. Floep, weg. Zo makkelijk. Ik heb ook hele trouwe klanten, al vanaf 1970. Hebben jullie een magnetron?’
We knikten bevestigend en vanaf die dag brachten onze medewerkers haar iedere middag haar zelf gekookte opgewarmde eten. Ze dronk er Fernandez bij.
Als ze aankwam liet ze haar rolkoffer beneden achter de voordeur staan zodat niemand meer de trap op kon, zo smal was de doorgang. Ze betaalde, liet haar paspoort zien, klaagde over haar botten, zette haar eten op het aanrecht, en begon de rit naar beneden.
Eenmaal achter het raam ging het gordijn dicht voor een uur. Als het gordijn weer openging zat daar een andere vrouw! Prachtige bustehouders die haar borsten flink lieten stijgen en haar minitaille accentueerden. Voor die taille was ze ooit afgereisd naar een kliniek buiten Nederland. Dat deden alle sekswerkers, afreizen naar het buitenland voor cosmetische artsen, maar ook voor gewone artsen en zelfs voor huisartsen. Onze gezondheidszorg vonden ze allemaal maar niks. Ze lachten ons erom uit. ‘Jullie artsen zijn onbeschoft. Ze kijken je aan alsof je stront bent en ze sturen je altijd weer weg zonder pillen of verwijzingen of oplossingen.’ Onze meiden pakten allemaal het vliegtuig als ze griep hadden, hoofdpijn of een smallere taille wilden. Na verloop van tijd deed het ons steeds meer twijfelen aan onze gezondheidszorg. Het is dat wij geen Turks of Roemeens of Hongaars spreken, anders zouden wij ook voor ieder wissewasje het vliegtuig pakken.
Conchita had veel vaste klanten, bleek. En ze zat er met enig plezier. Toen ze een paar jaar later door lichamelijke gebreken noodgedwongen moest stoppen met het werk, was ze ontroostbaar. Ze vreesde de eenzaamheid en de verveling.
Ze ging terug naar Zuid-Amerika.
Niet lang daarna overleed ze.
© Justine le Clercq

HET BLIJVEND FALEN
"Jeugdzorg faalt al sinds de vorige eeuw, maar het gesprek verandert niet", kopte de NOS op 5 maart. Daar kunnen inmiddels duizenden slachtoffers van jeugdzorg over getuigen. Waarom blijft dit systeem in stand?
De aandacht voor dit onderwerp werd de afgelopen weken weer actueel door het verschijnen van een rapport – de zoveelste, met steeds weer dezelfde signalen. Dit keer zit er meer kracht achter het rapport, want het werd geschreven door Jason. Jason Bhugwandass kent de jeugdzorg van binnenuit en verbleef onder andere in de gesloten jeugdzorg. Hij zet zich sinds 2016 in als ervaringsdeskundige. Zijn traumatische ervaringen in de jeugdzorg probeert hij voor de goede zaak in te zetten. Doel: de jeugdzorg verbeteren.
Is dat nodig?
De jeugdzorg functioneert al jaren niet naar behoren. Als u dat is ontgaan, hier is een link naar een bericht van de NOS waarin een beknopte opsomming van de problemen staat, en wat er sinds 1989 aan wordt gedaan.
https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2466309-jeugdzorg-faalt-al-sinds-vorige-eeuw-maar-het-gesprek-verandert-niet
Grote stelselwijzigingen moesten heil bieden, maar hebben tot op heden geen enkele verbetering bewerkstelligd. Daar komen nu nog extra problemen bij, zoals lange wachtlijsten, een toename van depressie onder jongeren en de langdurige effecten van de coronaperiode en nieuwe problemen die worden veroorzaakt door
de opkomst van sociale media.
Afgelopen maart presenteerde Jason ervaringsverhalen van 51 jongeren die verbleven op een ZIKOS-afdeling. ZIKOS staat voor Afdelingen voor Zeer Intensieve Kortdurende Observatie en Stabilisatie. Anders gezegd: gesloten jeugdzorg.
Daar zitten jongeren tussen de 12 en 18 jaar met complexe (gedrags)problematiek en een acute psychiatrische crisis hebben.
Het rapport van Jason met de 51 verhalen was onthutsend, verbijsterend. Seksueel grensoverschrijdend gedrag, verwaarlozing, geweld, een grimmige sfeer, 20 uur per dag opgesloten zitten, geen maandverband krijgen, hulpverleners die streng, machtsbelust en boos omgaan met de jongeren.
Kamerleden Faith Bruyning en Lisa Westerveld dienden een motie in om te pleiten voor een beknopte parlementaire enquête over de gesloten jeugdzorg.
Vandaag werd bekend dat deze er niet komt. Blijkbaar zijn duizenden slachtoffers van jeugdzorg en een hele reeks bevestigende onderzoeken over de slechte staat van de jeugdzorg niet voldoende om nu eindelijk ook eens bestuurders ter verantwoording te roepen.
Een andere vraag is, had een enquête geholpen?
Het is goed om mensen ter verantwoording te roepen, maar het resultaat was alleen een aanvulling geweest op de stapel onderzoeken die er al ligt.
Als een hele sector zo overtuigend en bewezen niet goed functioneert, waarom blijft het dan intact?
Omdat de oplossingen niet ingaan op het probleem. Alle draconische maatregelen die al zijn genomen, de transities, de stelselwijzigingen, de nieuwe samenwerkingen, al die oplossingen gaan niet over het probleem maar over intenties.
Er is geen enkele bestuurder in de jeugdzorg die zich verkneukelt om jongeren een trauma te bezorgen. Het feit dat dit wel gebeurt, proberen zij op te lossen met datgene waar bestuurders goed in zijn: systemen veranderen met de intentie het goede te doen. Maar het probleem zit niet in de intenties. Want hoe je ook sleutelt aan de jeugdzorg, uiteindelijk verandert er niets aan het werk: een jeugdhulpverlener draait een dienst in bijvoorbeeld een gesloten afdeling met acht jongeren. Of draait een dienst op een begeleid wonen project.
Hoe de wet of het stelsel of de regelgeving er ook uitziet, uiteindelijk zit er een hulpverlener ergens in een gebouw met een jongere. En daar zit het probleem. Want dat is het moment - zo blijkt steeds weer - dat het soms helemaal verkeerd gaat. Het probleem zit in gedrag. Het gedrag van hulpverleners die hun werk niet aankunnen, die er misschien niet geschikt voor zijn. Het gedrag dat ontstaat als je niet goed ondersteunt wordt door je organisatie. Het gedrag van een team hulpverleners dat niet in staat is elkaar aan te spreken: omdat groepen zich gemakkelijk negatief ontwikkelen. Dat hebben diezelfde hulpverleners geleerd in hun opleiding, maar het is lastig om dat toe te passen op jezelf.
De macht ligt bij de systeemwereld, en die is gewend aan vergaderen, aan onderzoeken, aan notities, aan kamervragen. Dat geeft velen een gevoel van daadkracht. Al die daadkracht is nog steeds niet doorgesijpeld naar de hulpverleners in de jeugdzorg. Omdat de systeemwereld niet over hen gaat, net zomin als het over de jongeren zelf gaat.
Waar het probleem ligt, daar ligt de start van een oplossing. En dat is die hulpverlener die op een groep staat met acht jongeren. Om te beginnen moeten we eindelijk iets doen waar niemand het over heeft, hulpverleners die niet goed functioneren ontslaan. Werken met jongeren in ernstige psychische nood is een vak. Maar weinig mensen zijn geschikt. Maar mensen hangen aan een vaste baan. In Nederland kan je nauwelijks iemand ontslaan. Begrijpelijk en een grote verworvenheid, maar het heeft ook een vernietigend effect op de vorming van goed functionerende teams van hulpverleners.
Een middel dat soms helpt is om hulpverleners niet te lang op een plek te laten werken. Rouleren zorgt voor een remmende werking op verworven macht.
Een extra probleem is op dit moment het personeelsgebrek. Door het inzetten van veel tijdelijke krachten is het moeilijk een evenwichtig pedagogisch klimaat neer te zetten. Laat staan om je te ontwikkelen en elkaar aan te spreken.
Ik geloof niet dat hulpverleners de intentie hebben om het slecht te doen. Bijna iedereen wil het oprecht goed doen. Bij de mens kan oprechtheid slecht uitpakken omdat goede intenties randvoorwaarden nodig hebben. En daar kan die systeemwereld iets aan doen, aan die randvoorwaarden. Dan moeten ze wel bereid zijn om uit te gaan van de kennis en kunde van hulpverleners en van jongeren.
Noot: de jeugdzorg bestaat uit diverse vormen van hulp. Deze column gaat specifiek in op de huidige discussie rond de gesloten jeugdzorg en andere vormen van derdelijns voorzieningen.
© Justine le Clercq